Overdenking

De kerk heeft dringend Timotheüs-en nodig!

Timotheüs werd door de apostel Paulus beschouwd als zijn echte zoon. Uiteraard bedoelde Paulus niet dat Timotheüs zijn natuurlijke zoon was, maar zijn geestelijke zoon. De natuurlijke vader van Timotheüs was een Griek terwijl zijn moeder Joods was. Hij werd dus beschouwd als illegitiem vanuit de Joodse gemeenschap, en waarschijnlijk voelde hij zich ook niet volledig thuis in een Griekse cultuur.

Met andere woorden Timotheüs was een man tussen twee culturen die tegelijkertijd overal en nergens erbij hoorde. Dit was dan ook de reden waarom Paulus hem kon gebruiken in zijn missie. Hoofdzakelijk door de bediening van Paulus was het christelijk geloof, dat begon als een kleine Joodse sekte, zich aan het verspreiden onder de heidenen, de niet-Joden met een Grieks wereldbeeld en cultuur. Paulus en Timotheüs waren brugfiguren die deze boodschap van een Joodse Messias van Israël konden brengen naar een volk dat de geschiedenis en verhalen van Israël totaal niet kenden. 
Onze maatschappij vandaag is meer diverse dan ooit met verschillende culturen en wereldbeelden vertegenwoordigd in elke stad. De uitdaging van de kerk is om ons verhaal die onder ons goed gekend is te communiceren aan mensen die onze christelijke taal en wereldbeeld totaal niet begrijpen. Hiervoor heeft de kerk dringend brugfiguren nodig zoals Timotheüs. Mensen die vertrouwd zijn met meer dan één cultuur en wereldbeeld. Eigenlijk moeten deze mensen drie culturen kennen: de Vlaamse cultuur, een andere etnische cultuur, en de cultuur van het koninkrijk van God. 

Ben jij zo iemand? 

Sterven als christen

Onlangs ben ik op bezoek geweest bij iemand die op sterven lag. De woorden uit 1 Timotheus 6:7 ‘want wij hebben niets de wereld ingedragen, het is duidelijk dat wij ook niets daaruit kunnen wegdragen‘ kwamen onmiddellijk in mijn gedachten. Het is een waarheid als een koe. We vergeten het maar met onze dood eindigt bijna alles dat van ons is – materiële bezittingen, maar ook relaties (het huwelijk bijvoorbeeld). De dood is verschrikkelijk en wij hebben het met opzet uit het zicht van ons dagelijks leven verwijderd, verbannen naar ziekenhuizen en rusthuizen, zodat gezonde mensen er niet mee geconfronteerd worden.
 
Hoe moeten wij omgaan met ons eigen sterfelijkheid zonder dat we ons kop in het zand houden?
 
‘Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God.’ Kolossenzen 3:1-3
 
Het antwoord die wij vinden in de Bijbel is dat wij ergens moeten nu al onszelf beschouwen als gestorven. We moeten nu al afscheid nemen van aardse dingen die geen eeuwige waarde hebben. Bijvoorbeeld ons huis, onze carrière, onze bezittingen. Onze relaties met anderen moeten beleefd worden vanuit een eeuwig perspectief. Dit wil zeggen dat zelfs onze relatie met onze partner of onze kinderen mag niet het doel worden in ons leven want deze ook zullen in hun huidige vorm ten einde komen met ons dood. Het enige dat overblijft is onze persoonlijke relatie met God. 
 
Toen ik hierover aan het nadenken en bidden was, kreeg ik een beeld in mijn gedachten. Er waren twee voorwerpen allebei waren ze gemaakt uit twee soorten elementen: verteerbaar en onverteerbaar. De eerste voorwerp was hoofdzakelijk gemaakt uit het verteerbaar element dus toen het blootgesteld werd aan een zuur was er weinig die overbleef. De tweede voorwerp was hoofdzakelijk gemaakt uit het onverteerbaar element dus toen het blootgesteld werd aan een zuur was er veel die overbleef.
 
De twee voorwerpen zijn twee soorten christen. De eerste christen is te veel bezig met aardse dingen. Hun identiteit ligt in allerlei dingen die geen eeuwige waarde hebben. Toen het moment van sterven aankwam werd er veel verteerd en bleef er weinig over. De tweede christen is bezig met dingen die boven zijn. Hun identiteit ligt in hun relatie met God die sterk en gezond is. Wanneer het moment aankwam om te sterven werden de aardse dingen verteerd maar de verandering was kleiner omdat er nog veel overbleef.
 
De tweede christen is beter voorbereid op de dood dan de eerste christen. Je kan zelfs zeggen dat de overgang van dit leven naar de volgende minder ingrijpend is voor de tweede christen dan de eerste christen omdat er veel meer overblijft van hun identiteit en persoonlijkheid.
 
Dus wanneer we nadenken over onze sterfelijkheid moeten we ons de vraag stellen: hoeveel van mijn identiteit wordt bepaald door aardse dingen die zullen verteerd zijn, en hoeveel wordt bepaald door mijn relatie met God die de dood zal overleven?

Halloween: gewoon een onschuldig feestje?

Halloween is in de mode. Overal zijn er verwijzingen naar Halloween: in de winkels, op televisie, op school, zelfs op de Google homepagina. Als christen voel ik me niet op mijn gemak hiermee. Ten eerste al die griezelige dingen (heksen, vampiers, skeletten enz) trekken mij niet aan. Persoonlijk zie ik de lol er niet in. Wat me meer ontrust is hoe de mensen Halloween zo maar aanvaarden als een must in onze jaarkalender naast belangrijke feesten zoals Sinterklaas en Kerstmis. Vraag aan mensen boven de vijftig en zij herinneren zich Halloween niet vanuit hun kindertijd. Halloween is een Amerikaanse import om winst te maken. Dit zeggende, Kerstmis is van tegenwoordig ook grotendeels gecommercialiseerd. En toch lijkt het dat niemand erbij stil staat en nadenkt of wij wel Halloween willen invoeren in onze maatschappij? Denkt men nog kritisch over wat we invoeren in onze maatschappij? Willen we wel onze kinderen verkleden in wat vroeger werd beschouwd als boze wezens? Zoals Ignace Demaerel zich afvraagt: wat voor meerwaarde heeft Halloween?

Als christenen geloven wij in boze geesten. De evangeliën zijn vol van verhalen van Jezus die mensen bevrijdt van het kwade invloed van boze geesten. Wij geloven dat demonen bestaan, en heksen ook. Voor ons zijn deze wezens alles behalve goed. Zij willen mensen vermoorden. Hoe zouden wij dan kunnen onze kinderen laten verkleden als deze boze wezens?

In de laatste dagen…

In 2 Timotheus 3:1-5 beschrijft Paulus hoe het zal zijn ‘in de laatste dagen’. Toen ik deze passage vanmorgen las in mijn Engelse ‘New Living Translation’ staat er geschreven in vers 2: ‘they will consider nothing sacred’ (vertaling: ze zullen niets als heilig beschouwen). Deze zin viel me op want het is precies wat het secularisme doet in onze maatschappij: er is niets meer heilig. Pasen is niet meer heilig. Kerst is niet meer heilig. Zondag is niet meer heilig. De Bijbel is niet meer heilig. De kerk is niet meer heilig. ‘God’ is niet meer heilig. Een voor een hebben deze dingen hun gezag verloren in de ogen van de mensen. Er wordt alleen maar mee gespot en belachelijk gemaakt.  Precies wat er staat in 2 Timotheus 3:2.

De Here God woont in ons midden – deel 3

Hoe zit dit alles dan in elkaar?

‘Ten dage dat gij, daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.’ Dat is wat we kunnen noemen, de geestelijke dood. De mens is de faculteit een relatie met de Here God te hebben verloren. Door de zonde is de intieme verhouding tussen de Here God en de mens verbroken geworden.

Wil dat nu zeggen dat tussen de eerste bladzijden van de Bijbel, waar over die geestelijke dood gesproken wordt, en de tijd van de menswording van de Here Jezus Christ, die naar onze wereld is gekomen om die relatie weer mogelijk te maken, dat in al deze tijd, er geen mogelijkheid meer was om tot bij God te komen? Zeker niet! God heeft er altijd voor gezorgd dat een relatie tussen Hem en Zijn schepsels mogelijk was. Het sleutelwoord voor het bestand komen van een relatie tussen mens en God is: GELOOF.

Je moet geloven dat, door je hand op de kop van het dier dat geofferd zal worden, te leggen, er een overdracht geschied, en door her vergieten van het bloed van het dier, er vergeving van zonde mogelijk is. Je moet geloven dat, gewoon door een blik te werpen op Nehustan, de slang die Mozes op een staak had bevestigd, het vergif van de vurige slangen geen uitwerking zou hebben op degen die gebeten was. Je moet geloven dat door 6 plus 7 maal rondom de stad Jericho te wandelen bij de 13de keer de muren zullen instorten. De profeet Habakuk stelt de regel: de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Habakuk 2:4 ‘De rechtvaardige zal door zijn geloof leven.’ Ik ben ervan overtuigd dat deze regel van God is zowel voor de Joden, tot wie dit vers in eerste instantie geschreven is, als voor de niet Joden. Dat blijkt, mijns inzien, heel duidelijk in de uitzetting die de apostel Paulus geeft in het tweede hoofdstuk van de brief aan de Romeinen.

Tot hier het eerste gedeelte van dit hoofdstuk waaraan ik de titel ‘de verandering’ gegeven heb. Hoe de mens, van een wezen te zijn, geschapen in beeld en gelijkenis van God, een wezen geworden is waarvan het best aandeel ‘geest’ afgestorven is door de zonde.

– geschreven door Jacques Vankeirsbilck

De Here God woont in ons midden – deel 2

De Verandering

Genesis 1:27 ‘God schiep de mens naar Zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.

Een opmerking even terloops erbij genomen: man en vrouw vormen samen één mens. Dat is wat we trouwens even verder lezen: Genesis 2:24 ‘Ze zullen tot één vlees zijn.’ De Heer Jezus bevestigt deze tekst in Mattheus 19:5. De schrijver van de brief aan de Hebreeen begrijpt het ook op dezelfde manier: Hebreeen 11:11-12 ‘Door het geloof heeft Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte. Daarom zijn er dan ook uit één man en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee; dat ontelbaar is.’ Het is zeker niet Abraham die bevallen is. Uit wie komt het kind? Uit de moeder natuurlijk. Maar als de schrijver zegt dat het uit de man voortkomt is dat nogmaals een bevestiging dat man en vrouw samen één mens vormen. Maar daar wil ik hier niet verder op in gaan, dat vormt een ganse studie op zichzelf, over de eenheid van het huwelijk en ook de enigheid ervan.

Als de mens in beeld en gelijkenis van God werd geschapen vloeit daaruit voor dat tussen God en de mens een intieme relatie bestond. God sprak met de mens, en de mens sprak met God. Tot op de dag dat die relatie verbroken werd door wat onze Bijbel noemt ‘de eerste zonde’ – lees Genesis 3 – en wat nu nog altijd bekend staat als de erfzonde.

Dat wordt meer en meer ontkend door de hedendaagse mens: wij kunnen toch niet verantwoordelijk worden gesteld voor de fout van iemand die meer dan zesduizend jaar geleden geleefd heeft. Wat leert ons de Schrijft? Romeinen 5:22 ‘Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.’ De apostel Paulus zegt duidelijk dat zonde en dood intiem met elkaar verbonden zijn. Is er daar een verklaring voor? Ik wil even terug gaan naar het eerste Bijbelboek. Genesis 5:3 ‘Toen Adam 130 jaar geleefd had, verwekte hij een zoon naar zijn gelijkenis, als zijn beeld en noemde hem Set.’ Let op het grote verschil tussen dit vers en Genesis 1:27: Adam werd geschapen in beeld en gelijkenis van God; Set werd verwekt in beeld en gelijkenis van zijn vader Adam. Dit beeld en die gelijkenis zijn totaal anders geworden. Wat is de oorzaak van die verandering? Genesis 2:17 ‘Van de boom des kennis van goed en kwaad daarvan zult gij niet eten, want ten dage dat gij daarvan eet zult gij voorzeker sterven.’ Het is duidelijk dat Adan en Eva niet onmiddellijk gestorven zijn nadat ze dit gebod overtreden hadden. Genesis 5:4 verteld ons dat Adam, na de geboorte van Set, nog 800 jaar heeft geleefd. De dood waarvan God spreekt is dus niet de dood van het menselijke lichaam, alhoewel dat er zeker mee te maken heeft.

Hoe zit de mens in elkaar? Paulus zegt dit: 1 Tessalonicenzen 5:23 ‘De God des vredes heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Heer Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn.’ Drie bestanddelen die samen de mens vormen: geest, ziel en lichaam. Zou er dan een verschil zijn tussen de mens, na de zondeval en de mens die in het Nieuwe Testament geroepenen van Jezus Christ, geliefden Gods, geroepen heiligen, worden genoemd (zie Romeinen 1:6-7)?

Het verschil is te groot om daar niet wat meer op in te gaan. Laten we een paar bijbelverzen onder de loep nemen. Mattheus 8:22 ‘Laat de doden hun doden begraven.’ Het is duidelijk dat er hier sprake is van twee verschillende doden. De eerste doden zijn levende mensen, de tweede doden zijn mensen die gestorven zijn. Hoe kan men van dode m

ensen spreken die toch in leven zijn? Efeze 2:1-6 ‘Hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomst de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid… God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad ons hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus…’ Ook in dit gedeelte spreekt de apostel over een toestand waarin mensen, alhoewel in leven zijnde, toch als dood zijnde beschouwd worden.

– geschreven door Jacques Vankeirsbilck

De Here God woont in ons midden – deel 1

Inleiding

In tal van Godsdiensten wordt verwacht dat de mensen, met veel moeite, hun krachten inspannen om op te stijgen naar de Godheid toe. Bedevaarten, boetedoening, offers, wierook, meditatie, vasten, gebeden opzeggen, onder allerlei vormen, zoals gebedsmolens, paternosters, al dat soort dingen worden gedaan om de Godheid, die de mensen willen vereren, tevreden te stellen, de mensen welgevallig te zijn.

Grote gebouwen, die men kerken, kathedralen, tempels, moskeeën of wat dan ook noemt, worden opgericht om het uitoefenen van een godsdienst mogelijk te maken.

Denk maar aan al de prachtige kathedralen die ons land telt, denk maar aan de Notre Dame in Parijs, denk maar de Dom in Keulen, denk maar aan de beroemde kathedraal in Straatsburg en de Al Acsa moskee in Jeruzalem, denk maar aan de prachtige boeddhistische tempels, hindoe-tempels, denk maar aan de enorme tempels door de Grieken en de Romeinen gebouwd voor de Godheden als Zeus, Jupiter, denk maar aan de tempel ter ere van de godin Artemis in Efeze.

Alles werd gedaan opdat de mens door middel van de erediensten, met vertoon van grootse ceremoniën, zich zou kunnen verheffen om in de nabijheid, zoniet in de tegenwoordigheid van een godheid te komen.

A contrario, de Bijbel onderwijst ons een heel andere manier van doen. De Schrift verklaart heel duidelijk dat de mens, vanwege zijn natuur, onmogelijk tot bij God kan komen. Daar zijn verschillende redenen voor.

God is een heilige God. De profeet Jesaja drukt het duidelijk uit: ‘heilig, heilig, heilig is de Here der Heerscharen, de ganse aarde is vol van Zijn heerlijkheid [Jesaja 6:3]. ‘De Here, uw Verlosser, de Heilige van Israël’ [Jesaja 43:14]. ‘Ik, de Here, uw Heilige… uw Koning’ [Jesaja 43:15].

Daartegenover is de mens een zondig wezen, en bijgevolg, verhinderd om in de tegenwoordigheid van de Heer te komen. ‘Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid van God’ (Romeinen 3:23). De profeet Habakkuk drukt het zo uit: ‘Gij, die te rein van ogen zijt om het kwaad te zien, en die het onrecht niet kunt aanschouwen…’ (Habakkuk 1:13)

Een andere reden is wat we vinden in het evangelie van Johannes. Johannes 4:24 – ‘God is Geest en wie Hem aanbidden moeten aanbidden in geest en waarheid.’ Dat vraagt enige verklaring. We gaan terug naar de eerste bladzijden van de Bijbel, het boek Genesis 1:26 – ‘God zeide: laat ons mensen maken naar ons beeld als onze gelijkenis.’ Het is duidelijk dat we deze zin letterlijk moeten nemen, anders zouden we geen mensen zijn, maar geesten. Het beeld van een geest kan de mens ook niet zijn, want een geest is iets onstoffelijk. Het enige wat ik daaruit zou kunnen begrijpen is dat het iets is wat met gevoeligheid te maken heeft, en dan nog zou ik liever spreken over de ziel van de mens. Er is dus iets gebeurd, wat ik in het volgende hoofdstuk wil proberen duidelijk te maken.

– geschreven door Jacques Vankeirsbilck.

Ik heb je bij je naam geroepen (#11/11)

Het antwoord op zijn roepstem

De Heer kent een ieder van ons bij name, heeft ons gevormd en geroepen. Zolang wij hier op aarde zijn heeft Hij een doel met ons leven, wil Hij ons leiden en vormen. Hij heeft door alle eeuwen heen mensen geroepen omdat Hij voor hen een dienst had om te doen. Zijn werk houdt niet op en ook in onze dagen is de Heer trouw aan zijn volk.

Wat de Heer echter met jouw leven kan doen hangt voor een groot deel ook af van het antwoord dat jij geeft op zijn roepstem. Het mooiste antwoord dat we Hem kunnen geven is ‘Heer hier ben ik, wat wilt U dat ik doe?’

Ik heb je bij je naam geroepen (#10/11)

Paulus

Last but nat least in dit rijtje: Paulus en Barnabas. De gemeente in Antiochië, de derde stad van het Romeinse Rijk na Rome en Alexandrië, is bij elkaar om de Heer te dienen en te vasten. En dan maakt de Heilige Geest duidelijk dat Paulus en Barnabas moeten worden afgezonderd voor zijn werk. Paulus had al een duidelijke roeping gekregen van de Heer: hij was een uitverkoren vat om zijn Naam uit te dragen zowel voor de volken als koningen en zonen van Israël (Hand.9:15). Nu was het moment gekomen dat hij zijn roeping moest gaan vervullen. Er zat dus een tijd tussen van wachten en voorbereiding.

Hoe de Geest duidelijkheid verschafte staat niet vermeld. Was het een bijzonder teken, of veeleer een overtuiging die meerderen kregen, een bevestiging van een gevoel dat zij al langer hadden? Er kon in ieder geval geen misverstand over bestaan, de Geest noemde hen bij name. Het moment was aangebroken dat zij uitgezonden zouden worden. Door de uitdrukkelijke werking van Gods Geest was deze roeping zeker en vast. Stellen wij ons leven open voor de werking van Gods Geest? Zijn de verhinderingen in ons leven weggedaan zodat wij werktuigen voor Hem kunnen zijn?

Met toestemming overgenomen uit het magazine ‘Focus op de Bijbel’ #22.

Ik heb je bij je naam geroepen (#9/11)

Lazarus

In zeker opzicht de merkwaardigste roeping in de Bijbel. Lazarus was al ‘dood en begraven’ toen hij de stem hoorde van Hem die de macht heeft over leven en dood en die hem met gezag tevoorschijn riep: Kom naar buiten! Ik stel me vaak zo voor dat het toch weer ‘geweldig’ voor Lazarus moet zijn geweest om uit het graf weer de wereld in te stappen, het groen te zien, de kleuren, de vogels in de lucht… In werkelijkheid keerde hij uit het paradijs terug naar de aarde en wat hij daar gezien en gehoord had was niet uit te leggen in de taal van deze wereld. Maar tegelijk stond hij daar met de grafdoeken om zijn lichaam, die herinnerden aan de dood, de rouw en het verdriet van zijn zussen. Jezus gebiedt zijn omstanders om de doeken van hem af te nemen.

Misschien hebben wij ook van die doeken in ons leven, die herinneren aan een nare episode die achter ons ligt, ons er als het ware nog aan binden. Jezus roept ons op om die af te leggen en ook om andere mensen om ons heen te helpen daarvan los te komen. Misschien kunnen wij iemand helpen om het verleden achter zich te laten en een nieuwe start te maken, in de kracht van Jezus’ opstandingsleven?

Met toestemming overgenomen uit het magazine ‘Focus op de Bijbel’ #22.

https://depottenbakker.be/afspeellijsten-thema-sola-scriptura/,https://depottenbakker.be/vacature-kerkelijk-werker/